Onlangs heeft de Hoge Raad een voor de praktijk interessant arrest gewezen inzake de aftrek van huisvestingskosten van de werkruimte in een huurwoning. Deze  uitspraak van de Hoge Raad is inmiddels veelbesproken, omdat het tot flinke voordelen leidt voor een bepaalde groep ondernemers van een huurwoning. Hoe zit het nu precies ?

Veel ondernemers maken voor hun onderneming gebruik van een ruimte in hun woning, bijvoorbeeld om goederen op te slaan of om de administratie bij te werken. Vraag is dan of de kosten van die ruimte aftrekbaar zijn. De regels daarvoor zijn niet eenvoudig. Het maakt uit of het een koop- of een huurwoning is, hoe de ondernemer getrouwd is, of het pand te splitsen is, etc.

In het arrest van de Hoge Raad ging het om een ondernemer die vanuit een werkruimte in zijn huurwoning ondernemingsactiviteiten verrichtte. Deze werkruimte besloeg iets meer als 11 procent van de woning. De Hoge Raad oordeelde dat een huurrecht dat ook wordt gebruikt voor ondernemingsactiviteiten ondernemingsvermogen kan vormen. Hierdoor kon de ondernemer het gehele bedrag van de huur ten laste van de winst brengen. In verband met het privégebruik van de woning moest wel rekening gehouden worden met een bijtelling. Voor dga's met een huurwoning geldt dit arrest overigens niet.

Huurrecht
Een huurrecht dat zowel een ondernemings- als privéfunctie vervult, kan keuzevermogen zijn. Als de zakelijk ruimte meer dan 10 procent van de woning betreft, kan de ondernemer het huurrecht als ondernemingsvermogen aanmerken en is daarom geheel aftrekbaar. Ook de inrichtingskosten van de werkkamer en de aan de werkruimte toe te rekenen kosten van gas, water en elektra zijn aftrekbaar. Zoals gezegd moet vanwege het privégebruik van de woning een bijtelling tot de winst worden toegerekend. De bijtelling is echter aanzienlijk lager dan het bedrag van de werkelijke huisvestingskosten.

Herziening
Als het huurrecht in het verleden niet als ondernemingsvermogen is aangemerkt, is het de vraag of nu een herziening van die keuze mogelijk is. Dat is mogelijk, maar slechts als er sprake is van bijzondere omstandigheden. Dat is bijvoorbeeld het geval als de Hoge Raad terugkomt op een eerdere beslissing. Jurisprudentie die duidelijk verschaft over de interpretatie van een wettelijke regeling geeft echter geen recht op herziening.

De Belastingdienst heeft ook al laten weten dat het arrest van de Hoge Raad niet geldt als bijzondere omstandigheid. Hierover zal het laatste woord echter nog niet gesproken zijn. Inmiddels heeft echter ook staatssecretaris Wiebes van Financiën heeft zich al over het arrest gebogen en een nota van wijziging voorbereid.
Deze nota zorgt dat de behandeling van IB-ondernemers en resultaatgenieters met een werkruimte in een huurwoning in lijn wordt gebracht met die van ondernemers met een koopwoning. Hierdoor worden zij binnen de winst- en resultaatsfeer materieel hetzelfde behandeld. Deze wijziging zal in het Belastingplan 2017 verwerkt worden en moet dus nog worden goedgekeurd.